Een springvinger afwijking wordt veroorzaakt door een ontsteking van de buigpezen van een vinger. Deze pezen zijn vergelijkbaar met touwen, die de spieren in de onderarm met de vinger verbinden en zo buigen van de vingers mogelijk maken. In de vinger vormen “pulleys” een tunnel, waaronder de pees moet glijden (tekening 1). Deze tunnel of peesschede houdt de pezen stevig verbonden met de beenderen van de vinger.
Een springvinger ontstaat wanneer er een verdikking van de pees optreedt door ontsteking(tekening 2). Deze verdikking geraakt moeilijk door de opening aan het begin van de tunnel in de vinger, waardoor pijn, zwelling en een springend gevoel optreedt bij strekken van de vinger. Dit veroorzaakt alleen maar meer ontsteking en pijn, waardoor de beweging van de vinger soms helemaal geblokkeerd kan worden.
Oorzaken van een springvinger
De oorzaken van dit probleem zijn meestal niet gekend. Het komt meer voor bij mensen met rheuma, jicht en suikerziekte. De ringvinger en de duim zijn het meest frequent aangetast.
Welke klachten veroorzaakt een springvinger ?
Dikwijls beginnen de klachten met pijn en zwelling aan de basis van de vinger. Soms is een verdikking voelbaar. Nadien ontstaat er een verspringend gevoel bij het strekken van de vinger. Uiteindelijk kan de vinger volledig verstijven.
Hoe wordt de diagnose gesteld ?
Het verhaal van de patiënt met een springvinger is dikwijls al erg suggestief. Bij het klinisch onderzoek worden verder enkele tests uitgevoerd om de diagnose te bevestigen en andere problemen uit te sluiten. Bij twijfel kan een echografie uitgevoerd worden.
Behandeling van een springvinger
Het doel van de behandeling is het verspringend gevoel op te lossen en terug volledige en pijnloze mobiliteit van de vinger mogelijk te maken. Zwelling van de pees moet verminderd worden om ze terug vlot te laten glijden in de tunnel of peesschede. Tijdelijk dragen van een verband, rust, ontstekingsremmende medicatie of een inspuiting met cortisone kunnen deze zwelling verminderen en de klachten oplossen.
Wanneer de klachten reeds lang aanwezig zijn of terug opkomen na een inspuiting, kan een kleine heelkundige ingreep nodig zijn. Hierbij wordt de opening aan het begin van de tunnel of peesschede (de eerste pulley) breder opengemaakt, zodat de pees weer vlot kan glijden. Deze ingreep veroorzaakt weinig pijn en meestal kan de vinger onmiddellijk nadien terug normaal bewegen. Afhankelijk van de ernst van de ontsteking, kan er bij sommige mensen wat langer zwelling en pijn optreden. Soms is kinesitherapie nodig om de vingermobiliteit verder te verbeteren.
Verdoving bij een heelkundige ingreep:
- Bij een locale of plaatselijke verdoving wordt de verdoving in de hand ingespoten op de plaats waar de ingreep wordt uitgevoerd. Dit is enkel voor kleinere ingrepen mogelijk.
- Bij een regionale verdoving of plexus verdoving, wordt door de anesthesist een inspuiting gegeven in de oksel, waardoor de arm tijdelijk verlamd is. U voelt geen pijn meer en u blijft wakker tijdens de ingreep. De inspuiting kan wat onaangenaam zijn. De arm blijft na de ingreep nog meerdere uren verdoofd.
- Bij een algemene verdoving wordt medicatie toegediend die u doet inslapen. Dankzij het gebruik van nieuwere producten bent u onmiddellijk wakker na de ingreep en zijn er zelden nevenwerkingen.
Nazorg:
Na de ingreep wordt een verband aangelegd dat 2 dagen dicht mag blijven. Nadien kan u of uw huisarts een kleiner verband of pleister aanbrengen. U mag de vinger onmiddellijk na de ingreep bewegen. Na 2 weken worden de hechtingen verwijderd en kan u uw hand terug normaal gebruiken.
Het verspringend gevoel is na de ingreep snel voorbij. Het litteken kan wel wat langer gevoelig blijven. Afhankelijk van de ernst van de ontsteking, kan er bij sommige mensen wat langer zwelling en pijn optreden. Soms is kinesitherapie nodig om de vingermobiliteit verder te verbeteren.