Kinderen
Bij kinderen is een platvoet in de meeste gevallen pijnloos en soepel en corrigeert bij het op de tenen staan.
Soms gaat de platvoet gepaard met pijnklachten en kan te wijten zijn aan een zogenaamd surnumerair botje aan de binnenzijde van de voet ( prehallux syndroom) of een aangeboren verbinding tussen één of meer botjes van de achtervoet ( synostose), waarbij de achtervoet meestal stijf is en niet corrigeert bij teenstand.
Wat betreft de behandeling is er geen enkel wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat in geval van een soepele pijnloze platvoet, het dragen van een maatsteunzool zinvol is. In geval van een pijnlijke platvoet kan het dragen van een maatsteunzool aangewezen zijn met verbetering van de pijnklachten.
In sommige gevallen van een pijnlijke stijve platvoet kan heelkundige behandeling aangewezen zijn met verwijderen van een surnumerair botje al of niet samengaand met correctie van de platvoet door middel van aanbrengen van een kleine prothese in de achtervoet ( arthroreisis), welke meestal na 6 tot 12 maanden terug wordt verwijderd, of het wegnemen van een aangeboren verbinding ( coalitie) tussen één of meer botjes van de achtervoet en soms samengaand met een verlenging van de achillespees.
Postoperatief wordt afhankelijk van de uitgevoerde procedure 2 tot 6 weken gips-immobilisatie voorzien, gevolgd door actieve bewegingstherapie.
Volwassenen
Een pijnlijke platvoet bij de volwassene kan een gevolg zijn van een aangeboren verbinding tussen één of meer botjes in de achter- of middenvoet (coalitie of synostose), welke pas op volwassen leeftijd aanleiding geeft tot aanhoudende pijnklachten, soms na een banale “verstuiking”.
Meer frequent is een pijnlijke platvoet bij de volwassene een gevolg van een ontsteking met eventueel scheur van de pees achter de binnenenkel ( tibialis posterior pees) al of niet samengaand met een uitrekking of inscheuring van een gewrichtsband en kapsel aan de binnenzijde van de voet ( springligament) , waarbij de voet progressief meer gaat “ doorzakken” met dan ook pijn onder buitenenkel als gevolg ( “ impingementpijn” ), hetgeen uiteindelijk kan leiden tot artrose van de gewrichtjes van de achter- en/of middenvoet, met ook stijfheid als gevolg.
De behandeling bestaat in het dragen van een corrigerende maatsteunzool, of soms het tijdelijke dragen van een speciaal steunverband ( brace), of nog soms een orthopedische schoen eventueel samengaand met een locale gewrichtsinfiltratie en kinesitherapie.
Bij onvoldoende resultaat kan een chirurgische behandeling aangewezen zijn, met herstel van het gescheurde ligament en pees en versterking van de pees door gebruik te maken van de buigpees van de tenen, samengaand met een correctie van de stand van de voet door middel van een gerichte zaagsnede en standcorrectie ( osteotomie) van het hielbeen ( calcaneus medialisatie osteotomie en/of verlengingsosteotomie), en/of een gerichte zaagsnede met standcorrectie van het middenvoetsbeentje ( cuneïforme osteotomie).
In geval van artrose of ook bij een aangeboren verbinding tussen de botjes , kan het heelkundig vastzetten van één of meer gewrichten van de achtervoet met correctie van de stand ( arthrodese) noodzakelijk zijn. Hierbij worden meestal botgreffen uit de heupkam genomen en ingebracht in de voet.
Postoperatief wordt een 6 tal weken gipsimmobilisatie voorzien, gevolgd door het tijdelijk dragen van een enkel- en voetsteunverband en kinesitherapie. Na een arthrodese operatie is 6 weken gipsimmobilisatie zonder steunname gevolgd door 6 weken gipsimmobilisatie in een loopgips noodzakelijk.